ECLI:NL:CRVB:2014:3008

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 september 2014
Publicatiedatum
11 september 2014
Zaaknummer
13-3154 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toekenning AOW-uitkering op basis van geboortedatum

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die in Tunesië woont, had een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hij stelde dat hij geboren was op 16 december 1943, terwijl de Sociale verzekeringsbank (Svb) uitging van 16 december 1953 als zijn geboortedatum. De Svb had de aanvraag afgewezen omdat de appellant de vereiste leeftijd van 65 jaar nog niet had bereikt. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, omdat hij onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claim dat hij in 1943 was geboren.

In hoger beroep heeft de appellant opnieuw aangevoerd dat hij wel degelijk op 16 december 1943 is geboren en verzocht om een deskundige te benoemen voor een leeftijdsonderzoek. De Raad heeft echter geoordeeld dat de Svb terecht is uitgegaan van 1953 als geboortejaar, omdat de appellant geen authentieke documenten heeft overgelegd die zijn bewering ondersteunen. De Raad heeft daarbij verwezen naar vaste rechtspraak over de beoordeling van geboortedata en heeft geconcludeerd dat de Svb zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de geboortedatum van de appellant.

De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

13/3154 AOW
Datum uitspraak: 5 september 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
16 mei 2013, 12/2483 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Tunesië (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nog nadere stukken ingestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2014. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnisse.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is van 8 oktober 1971 tot en met 14 maart 1980 werkzaam geweest in Nederland. Blijkens diverse Nederlandse documenten, onder meer het ontslagbewijs van zijn toenmalige werkgever van 11 maart 1980 en zijn arbeidsvergunning van 14 april 1978, heeft appellant toen als zijn geboortedatum opgegeven 16 december 1953. Ook op de op 5 februari 1996 afgegeven Tunesische identiteitskaart is deze geboortedatum vermeld.
1.2. Appellant heeft een aanvraag om toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingediend bij de Svb. Daarbij heeft appellant als zijn geboortedatum 16 december 1943 vermeld. Ter ondersteuning van die aanvraag heeft appellant diverse stukken overgelegd, waaronder een vonnis van de rechtbank te [woonplaats] van 4 oktober 2007, waarbij de rechtbank op grond van een verricht medisch onderzoek heeft geoordeeld dat appellant op 16 december 1943 is geboren en een geboorteakte van
24 december 2007, waarin is vermeld dat de geboortedatum van appellant op grond van het meergenoemde vonnis is gewijzigd.
1.3. Bij besluit van 28 juli 2011 heeft de Svb afwijzend beslist op de aanvraag van appellant om toekenning van een ouderdomspensioen, omdat hij de leeftijd van 65 jaar nog niet had bereikt.
1.4. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft de Svb bij besluit van
20 april 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat appellant onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij geboren is op 16 december 1943.
3.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij wel geboren is op 16 december 1943, zodat hij in aanmerking komt voor een ouderdomspensioen. Hij verzoekt de Raad een deskundige te benoemen voor het verrichten van een leeftijdsonderzoek. Verder wijst appellant erop dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) wel aanneemt dat hij geboren is op 16 december 1943.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de rechtbank terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven dat appellant ten tijde van het bestreden besluit nog geen aanspraak had op een ouderdomspensioen ingevolge de AOW, omdat hij de leeftijd van 65 jaar nog niet had bereikt. Daarbij spitst het geschil zich met name toe op de vraag of de Svb terecht is uitgegaan van 1953 als het geboortejaar van appellant.
4.2.
Ingevolge vaste rechtspraak van de Raad (zie onder meer de uitspraak van 16 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1434) worden bij de beoordeling van de juistheid van een opgegeven geboortejaar de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- uitgegaan wordt van het geboortejaar zoals dat bij de vestiging in Nederland is opgegeven;
- wanneer uit authentieke stukken die tot stand zijn gekomen voor de datum van vestiging een andere datum blijkt, kan deze datum aangehouden worden, nadat deze stukken op hun echtheid zijn getoetst;
- een medisch-deskundig oordeel over het juiste geboortejaar wordt niet als genoegzaam bewijs aanvaard, gelet op het negatieve oordeel van deskundigen op dit terrein over de waarde van een dergelijke leeftijdsvaststelling bij volwassenen;
- met een vonnis van een buitenlandse rechter wordt slechts dan rekening gehouden wanneer dat vonnis is gebaseerd op controleerbare gegevens die voor de Raad als van doorslaggevende betekenis zouden kunnen worden geoordeeld.
4.3.
De vaststelling van de rechtbank dat uit diverse stukken (zie onder meer de hierboven onder 1.1 genoemde stukken) blijkt dat appellant gedurende zijn verblijf in Nederland in de periode 1971 tot 1980 als geboortedatum 16 december 1953 heeft opgegeven, wordt onderschreven en wordt ook niet betwist door appellant. Appellant heeft geen authentieke stukken ingebracht die tot stand zijn gekomen voor de datum van vestiging in Nederland waaruit een ander geboortejaar blijkt. De wel door appellant overgelegde stukken dateren van na 2007 en kunnen ook overigens niet leiden tot het oordeel dat van een ander geboortejaar dan 1953 dient te worden uitgegaan. Aan het vonnis van de Tunesische rechtbank en de hierop gebaseerde verklaringen van de Tunesische autoriteiten wordt geen doorslaggevende betekenis toegekend, nu dat vonnis met name is gebaseerd op een medisch rapport waaruit zou blijken dat appellant geboren is in 1943. Hiervoor is onder 4.2 reeds overwogen dat een medisch-deskundig oordeel over het juiste geboortejaar niet als genoegzaam bewijs kan worden aanvaard. Reeds op deze grond moet geconcludeerd worden dat het vonnis niet is gebaseerd op controleerbare gegevens die van doorslaggevende betekenis kunnen worden geacht. Om dezelfde reden wordt geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen voor het verrichten van een leeftijdsonderzoek.
4.4.
Het beroep van appellant op het besluit van het Uwv van 27 juni 2012 waarin de aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering is afgewezen, onder meer omdat appellant de leeftijd van 65 jaar had bereikt, leidt niet tot het oordeel dat de Svb ten onrechte uit is gegaan van 1953 als geboortejaar. Hierbij wordt van belang geacht dat het onderzoek van de Svb naar het geboortejaar zorgvuldig is uitgevoerd, terwijl niet is gebleken dat het Uwv onderzoek heeft verricht naar de juistheid van het door appellant opgegeven geboortejaar. Bovendien kan een beroep op het vertrouwensbeginsel alleen slagen als van de kant van het tot beslissen bevoegde orgaan uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan, die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt. In dit geval is niet gebleken dat de Svb, als bevoegd orgaan in de onderhavige zaak, dergelijke toezeggingen heeft gedaan.
4.5.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.4 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van B. Fotchind als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2014.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) B. Fotchind

IJ

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale) confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade en présence de B. Fotchind en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 05-09-2014.