ECLI:NL:CRVB:2013:1434

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 augustus 2013
Publicatiedatum
16 augustus 2013
Zaaknummer
12-1832 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om toekenning van een ouderdomspensioen op basis van onvoldoende bewijs van geboortejaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in Marokko, had een aanvraag ingediend voor toekenning van een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De appellant stelde dat hij in 1943 was geboren, terwijl hij bij zijn vestiging in Nederland in 1971 het geboortejaar 1948 had opgegeven. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen omdat de appellant geen authentieke documenten had overgelegd die zijn geboortejaar konden bevestigen.

De Raad oordeelde dat de Svb terecht had geconcludeerd dat de appellant niet in aanmerking kwam voor het ouderdomspensioen, omdat hij de leeftijd van 65 jaar nog niet had bereikt. De Raad benadrukte dat een medisch-deskundig oordeel over het geboortejaar niet als voldoende bewijs kan worden aanvaard. De appellant had weliswaar een huwelijksakte en een vonnis van een Marokkaans Gerechtshof overgelegd, maar deze documenten waren niet doorslaggevend. De huwelijksakte vermeldde geen geboortejaar en het vonnis was gebaseerd op een medische rapportage die niet was overgelegd.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De Raad concludeerde dat er geen authentieke stukken waren overgelegd die het geboortejaar van de appellant konden onderbouwen, en dat de Svb terecht had geoordeeld dat de appellant geen recht had op het ouderdomspensioen.

Uitspraak

12 Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
20 februari 2012, 11/2460 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant]te [Woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 16 augustus 2013

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 23 april 2012 heeft mr. De Roy van Zuydewijn zich teruggetrokken als gemachtigde van appellant.
Bij brief, ingekomen bij de Raad op 2 juli 2013, heeft appellant nog een adoulaire akte in het geding gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2013. Appellant is daarbij niet verschenen en de Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is in de jaren 1971 tot en met 1974 enige tijd werkzaam geweest bij horeca bedrijven in Nederland. Blijkens door appellant overgelegde verklaringen van zijn toenmalige werkgevers heeft hij daarbij toen als zijn geboortejaar opgegeven 1948. Verder is appellant van juli 1975 tot november 1980 met hetzelfde geboortejaar ingeschreven geweest in het Nederlandse bevolkingsregister.
1.2. Naar aanleiding van een daartoe strekkende aanvraag van appellant heeft de Svb bij brief van 2 maart 2007 aan appellant meegedeeld dat hij in de periode van 29 november 1971 tot en met 24 april 1974 gedurende 1 jaar, 1 maand en 20 dagen verzekerd is geweest ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). In het verzoek om een overzicht van de verzekerde tijdvakken te verstrekken heeft appellant als zijn geboortejaar 1948 opgegeven.
1.3. In september 2009 heeft appellant een aanvraag om toekenning van een ouderdomspensioen ingevolge de AOW ingediend bij de Svb. In die aanvraag heeft appellant als zijn geboortejaar 1943 vermeld. Ter ondersteuning van die aanvraag heeft appellant diverse stukken overgelegd, waaronder een huwelijksakte uit 1968, waarin als leeftijd van appellant 25 jaar is vermeld, en een “copie integrale” van zijn geboorteakte, waarin is vermeld dat het geboortejaar van appellant op grond van een vonnis van het Gerechtshof te
[Plaats] van 2 december 2008 is gewijzigd van 1948 in 1943. Uit het eveneens overgelegde vonnis van het Gerechtshof blijkt dat het Marokkaanse Openbaar Ministerie in hoger beroep was gekomen van het vonnis van de rechtbank de [Plaats], waarbij de wijziging van het geboortejaar van appellant was gelast, omdat niet zou zijn gebleken dat er een fout is gemaakt bij de inschrijving in het register. Het Gerechtshof heeft overwogen dat de geboorte van appellant niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is geregistreerd en dat daardoor mogelijk een fout is gemaakt in het geboortejaar. Op grond van een verricht medisch onderzoek neemt het Gerechtshof aan dat appellant in 1943 is geboren.
1.4. Bij besluit van 25 augustus 2010 heeft de Svb afwijzend beslist op de aanvraag van appellant om toekenning van een ouderdomspensioen. Daartoe is onder meer overwogen dat appellant geen authentieke stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij in 1943 is geboren.
1.5. Het namens appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft de Svb bij besluit van
4 april 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft in hoger beroep verwezen naar hetgeen namens hem in bezwaar en beroep is aangevoerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de rechtbank terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven dat appellant ten tijde van het bestreden besluit nog geen aanspraak had op een ouderdomspensioen ingevolge de AOW, omdat hij de leeftijd van 65 jaar nog niet had bereikt. Daarbij spitst het geschil zich met name toe op de vraag of de Svb terecht is uitgegaan van 1948 als het geboortejaar van appellant.
4.2.
Ingevolge vaste rechtspraak van de Raad (AB 1990, 278) worden bij de beoordeling van de juistheid van een opgegeven geboortejaar de volgende uitgangspunten gehanteerd:
  • uitgegaan wordt van het geboortejaar zoals dat bij de vestiging in Nederland is opgegeven;
  • wanneer uit authentieke stukken die tot stand zijn gekomen voor de datum van vestiging een andere datum blijkt kan deze datum aangehouden worden, nadat deze stukken op hun echtheid zijn getoetst;
  • een medisch-deskundig oordeel over het juiste geboortejaar wordt niet als genoegzaam bewijs aanvaard, gelet op het negatieve oordeel van deskundigen op dit terrein over de waarde van een dergelijke leeftijdsvaststelling bij volwassenen;
  • met een vonnis van een Marokkaanse rechter wordt slechts dan rekening gehouden wanneer dat vonnis is gebaseerd op controleerbare gegevens die voor de Raad als van doorslaggevende betekenis zouden kunnen worden geoordeeld.
4.3.
Allereerst moet vastgesteld worden dat appellant bij zijn vestiging in Nederland in of omstreeks 1971 als zijn geboortejaar 1948 heeft opgegeven. Met dat geboortejaar is appellant blijkens de “copie integrale” in 1970 geregistreerd in het Marokkaanse geboorteregister. Verder blijkt uit de verklaringen van enkele werkgevers en uit een registratie in het Nederlandse bevolkingsregister dat appellant vanaf zijn vestiging in Nederland steeds 1948 als zijn geboortejaar heeft opgegeven. Ook bij zijn aanvraag om een overzicht van verzekerde tijdvakken in 2007 heeft hij dit geboortejaar nog gehanteerd.
4.4.
Voorts zijn door appellant geen authentieke stukken overgelegd die tot stand zijn gekomen voor de datum van vestiging in Nederland waaruit na controle op de echtheid een ander geboortejaar blijkt. De door appellant overgelegde huwelijksakte uit 1968 kan niet als een zodanig stuk aangemerkt worden. Weliswaar wordt daarin opgemerkt dat appellant de leeftijd van 25 jaar heeft, hetgeen lijkt te wijzen op 1943 als geboortejaar, maar een geboortejaar wordt er niet bij vermeld. Verder wordt in die akte als leeftijd van de echtgenote van appellant 19 jaar vermeld, hetgeen niet overeenkomt met het steeds door appellant voor haar genoemde geboortejaar 1953. Onder deze omstandigheden kan aan deze akte geen doorslaggevende betekenis toegekend worden. Voor de kort voor de zitting overgelegde adoulaire akte uit 1969, waarin ook als leeftijd van appellant 25 jaar is vermeld, geldt
- daargelaten nog de betekenis van dergelijke aktes in het algemeen - hetzelfde.
4.5.
Ten slotte kan ook aan het vonnis van het Marokkaanse Gerechtshof geen doorslaggevende betekenis toegekend worden, nu dat vonnis met name is gebaseerd op een
- in deze procedure niet overgelegde - medische rapportage waaruit zou blijken dat appellant al 65 jaar is. Hiervoor is onder 4.2 reeds overwogen dat een medisch-deskundig oordeel over het juiste geboortejaar niet als genoegzaam bewijs kan worden aanvaard. Reeds op deze grond moet geconcludeerd worden dat het vonnis van het Gerechtshof niet is gebaseerd op controleerbare gegevens die als van doorslaggevende betekenis kunnen worden aangemerkt.
4.6.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.5 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2013.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) I.J. Penning

HD

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
statue:
Confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par T.L. de Vries en présence de I.J. Penning en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, 16 aout 2013.