ECLI:NL:CRVB:2014:30
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.J.A. Kooijman
- F. Hoogendijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens drugshandel en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2014, gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 26 november 2004 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand werd in de loop der jaren aangepast aan de omstandigheden van appellanten, waaronder detentieperiodes van de appellant. De zaak kwam aan het licht na een melding van de politie over drugshandel door appellant, wat leidde tot een onderzoek door de sociale recherche. Dit onderzoek onthulde dat appellant inkomsten had uit drugshandel, maar geen melding had gemaakt aan het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage, wat een schending van de inlichtingenverplichting opleverde.
Het college besloot op 30 augustus 2011 de bijstand over een periode van zes jaar in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, wat resulteerde in een bedrag van meer dan € 128.000,-. Appellanten voerden aan dat zij recht hadden op bijstand, maar de Raad oordeelde dat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij, buiten de detentieperiodes, recht op bijstand zouden hebben gehad als zij tijdig melding hadden gemaakt van de drugshandel. De Raad benadrukte dat de bestuursrechter niet gebonden is aan beslissingen in strafrechtelijke procedures, en dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor intrekking van bijstand.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellanten tegen het besluit van het college ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellanten geen doel trof en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.H.M. Roelofs als voorzitter, en de leden J.J.A. Kooijman en F. Hoogendijk, in aanwezigheid van griffier A.C. Oomkens.