ECLI:NL:CRVB:2014:2955
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling laten van de aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB)
In deze zaak heeft appellant, die tot maart 2012 een pizzeria heeft geëxploiteerd, op 19 april 2012 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft appellant verzocht om voor 14 juni 2012 verschillende documenten in te leveren, waaronder belastingaanslagen en financiële overzichten. Appellant heeft echter niet voldaan aan dit verzoek binnen de gestelde termijn, wat heeft geleid tot het besluit van het college om de aanvraag buiten behandeling te laten stellen op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan en heeft aangevoerd dat de termijn van twee weken om de gevraagde stukken in te dienen te kort was, gezien zijn status als ex-ondernemer. Hij heeft ook gesteld dat hij problemen heeft besproken met een medewerker van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe) en dat zijn boekhouder in juni 2012 met vakantie was.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gevraagde gegevens noodzakelijk waren voor de beoordeling van de aanvraag en dat appellant deze niet tijdig heeft ingeleverd. De Raad oordeelt dat de hersteltermijn van twee weken niet onredelijk was en dat appellant redelijkerwijs in staat had moeten zijn om de gevraagde gegevens tijdig aan te leveren. De Raad heeft geconcludeerd dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te laten stellen en dat er geen reden was om de aangevallen uitspraak van de rechtbank te vernietigen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de rechtbank en er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld.