ECLI:NL:CRVB:2014:2954

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
11-4019 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bijzondere bijstand voor fysiofitness na hoger beroep

Op 9 september 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 11-4019 WWB, waarin het hoger beroep werd behandeld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de toekenning van bijzondere bijstand voor fysiofitness aan betrokkenen, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Deurne betrokken was. Na een tussenuitspraak van de Raad op 26 februari 2013, waarin het college werd opgedragen om een gebrek in hun besluit te herstellen, heeft het college op 17 mei 2013 een nieuw besluit genomen. Dit leidde ertoe dat betrokkenen hun hoger beroep hebben ingetrokken, omdat het college hen alsnog tegemoetkwam in hun verzoek om bijstand. De Raad heeft vervolgens de proceskosten aan het college opgelegd, omdat betrokkenen redelijkerwijs kosten hebben moeten maken in verband met de behandeling van hun bezwaar en hoger beroep. De totale kosten zijn vastgesteld op € 1.948,-, bestaande uit € 974,- voor de bezwaarprocedure en € 974,- voor de hoger beroep procedure. De Raad heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat betrokkenen slechts gedeeltelijk in het gelijk zijn gesteld, geen aanleiding geeft om de kostenvergoeding te matigen. De uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 september 2014
11/4019 WWB, 11/4020 WWB en 11/4052 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 26 mei 2011, 10/1113 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[betrokkene 1] (betrokkene 1) en [betrokkene 2] (betrokkene 2) te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Deurne (college)

PROCESVERLOOP

Namens betrokkenen heeft mr. K. Houtsma, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het college heeft eveneens hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 26 juli 2012 heeft H.J.A. Aerts meegedeeld de behandeling van de zaak over te nemen van mr. Houtsma.
De Raad heeft op 26 februari 2013 een tussenuitspraak gedaan waarin aan het college is opgedragen om binnen acht weken het gebrek in het besluit van 3 maart 2010 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Het college heeft op 17 mei 2013 een nieuwe besluit op bezwaar genomen.
Bij brief van 14 juni 2013 heeft H.J.A. Aerts namens betrokkenen het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft bij brief, ontvangen door de Raad op 8 oktober 2013, en bij brief van
14 november 2013 gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Bij brief van 13 augustus 2013 heeft het college te kennen gegeven geen belang meer te hebben in deze procedure en op 5 juni 2014 zijn hoger beroep ingetrokken.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat betrokkenen hun hoger beroep hebben ingetrokken omdat het college bij het besluit van 17 mei 2013 alsnog aan betrokkene 2 bijzondere bijstand in de kosten van fysiofitness heeft toegekend.
Nu aldus aan betrokkenen is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om het college te veroordelen in de kosten die betrokkenen in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. De rechtbank heeft al een veroordeling in de proceskosten in beroep uitgesproken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) begroot op € 974,- in bezwaar en € 974,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 1.948,-.
Het college heeft in zijn verweerschriften erop gewezen dat in hoger beroep twee geschilpunten resteerden en dat betrokkenen niet in beide geschilpunten in het gelijk zijn gesteld. De omstandigheid dat betrokkenen door de Raad slechts gedeeltelijk in het gelijk zijn gesteld, geeft geen aanleiding om de toe te kennen kostenvergoeding met toepassing van artikel 2, tweede lid, van het Bpb te matigen. Het betoog van het college dat om die reden geen grond is voor een volledige toekenning van kosten, wordt dan ook verworpen. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 28 maart 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AW1316, en naar de uitspraak van de Hoge Raad van 16 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY2770.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van betrokkenen tot een bedrag van € 1.948,-.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik , in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2014.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) P.A.M. Hulsdouw

RB