ECLI:NL:CRVB:2014:295
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om AWBZ-indicatie voor zorg en begeleiding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Utrecht. Appellant, die lijdt aan een ernstige depressie, paniekstoornis, gedragsstoornis en tinnitus, had op 10 februari 2011 een aanvraag ingediend bij de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een indicatie op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor verschillende zorgfuncties, waaronder individuele begeleiding en persoonlijke verzorging. CIZ heeft deze aanvraag op 10 maart 2011 afgewezen, en het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing werd op 5 juli 2011 ongegrond verklaard. CIZ baseerde zijn beslissing op een medisch advies van J. van der Sluis, die concludeerde dat appellant niet in aanmerking kwam voor AWBZ-zorg omdat behandeling op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorrang had.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat appellant niet voldoende medische gegevens had overgelegd om zijn aanspraak op AWBZ-zorg te onderbouwen. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat het medisch advies onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat opname in een klinische GGZ-setting schadelijk voor hem zou zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op de gevraagde zorg. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.