ECLI:NL:CRVB:2014:2944
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake intrekking bijstand en bewijs eigendomsovergang onroerend goed in Turkije
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2014, met zaaknummer 13-6588 WWB-T, wordt de intrekking van de bijstandsverlening aan appellante besproken. Appellante ontving sinds 11 maart 1994 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In 2011 startte de gemeente Schiedam een onderzoek naar mogelijk onroerend goed in Turkije dat appellante zou bezitten. Dit leidde tot de conclusie dat appellante een stuk grond in Turkije had, dat op naam van haar stond geregistreerd en een waarde had van € 12.000,-. Op basis van deze bevindingen heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiedam de bijstand van appellante per 1 juni 2012 ingetrokken, omdat zij over vermogen beschikte dat de vermogensgrens overschreed.
Appellante diende een nieuwe aanvraag in voor bijstand, maar deze werd afgewezen omdat zij niet kon aantonen dat zij het onroerend goed had verkocht. De rechtbank Rotterdam verklaarde de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond. Appellante ging in hoger beroep en betoogde dat de rechtbank ten onrechte een document verlangde dat voldeed aan de eisen van een 'resmi senet' voor bewijs van eigendomsoverdracht. De Raad oordeelde dat de rechtbank en het college ten onrechte uitgingen van deze eis en dat de 'tapu senedi' voldoende bewijs kan leveren van eigendomsovergang volgens Turks recht.
De Raad concludeert dat het college het recht op bijstand opnieuw moet beoordelen, waarbij het niet kan uitgaan van de eisen die aan een 'resmi senet' worden gesteld. De Raad draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.