ECLI:NL:CRVB:2014:294
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- R.E. Bakker
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de hoogte van de WGA-vervolguitkering en medische onderbouwing van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de appellant, die een WGA-vervolguitkering ontvangt, betwist dat zijn arbeidsongeschiktheid correct is ingeschat door het Uwv. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 januari 2014 uitspraak gedaan. De appellant had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar de hoogte van de vervolguitkering is vastgesteld op 28% van het minimumloon, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35 tot 45%.
De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen, en heeft medische stukken ingediend ter onderbouwing van zijn claim, waaronder informatie over epilepsie en leverklachten. De Raad heeft echter vastgesteld dat de appellant niet met voldoende medische gegevens heeft aangetoond dat zijn situatie anders is dan door het Uwv is beoordeeld. De Raad heeft de eerdere oordelen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat er geen nieuwe medische gegevens zijn die de eerdere beoordeling kunnen weerleggen.
De Raad heeft ook opgemerkt dat de verwijzing naar een psycholoog niet automatisch betekent dat er sprake is van psychische beperkingen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de informatie van de bedrijfsarts, huisarts en behandelend mdl-arts adequaat was meegenomen in de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt.