ECLI:NL:CRVB:2014:2917
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum bijstand en gevolgen van voortijdig verlaten intakegesprek
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de bijstand voor appellant, die zich op 4 januari 2012 heeft gemeld en op 14 januari 2012 een aanvraag heeft ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag werd afgewezen omdat appellant een onjuist adres had opgegeven. Na een niet-ontvankelijk verklaring van het college op 18 april 2012, heeft appellant zich op 17 februari 2012 opnieuw gemeld voor een aanvraag. Tijdens een intakegesprek op 23 februari 2012 verliet appellant boos het gesprek zonder een aanvraag in te dienen. Vervolgens diende hij op 27 april 2012 een aanvraag in, waarop het college bij besluit van 15 mei 2012 bijstand toekende met ingang van 23 maart 2012, maar de periode van 24 januari tot 22 maart 2012 afwees.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat hem niet kon worden verweten dat er geen aanvraag tot stand was gekomen, omdat er geen aanvraagformulier was uitgereikt en de doelgroepverklaring voor dak- en thuislozen was geweigerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het niet indienen van de aanvraag, aangezien hij het intakegesprek voortijdig had verlaten. De Raad bevestigde dat de ingangsdatum van de bijstand terecht was vastgesteld op 23 maart 2012, omdat appellant niet had voldaan aan de voorwaarden voor de doelgroepverklaring en er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 september 2014.