ECLI:NL:CRVB:2014:2903
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting en gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontvangt sinds 13 mei 1996 bijstand en heeft in 2007 gemeld dat een persoon tijdelijk bij haar inwoont. Na een themacontrole in 2010, waarbij bleek dat appellante meer bankrekeningen had dan opgegeven, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van haar bankrekeningen en een gezamenlijke huishouding met de inwoonster. Het college heeft daarop de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en een bedrag van € 211.746,- teruggevorderd. Na bezwaar en een nieuwe beslissing op bezwaar is het terug te vorderen bedrag vastgesteld op € 105.661,45.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen een ander besluit gegrond verklaard, wat leidde tot een herziening van de intrekking van de bijstand. Appellante heeft hoger beroep ingesteld en betwist dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de gezamenlijke huishouding en dat appellante niet alle gevraagde bankafschriften had overgelegd. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak en verklaart het beroep ongegrond, waarbij geen dringende redenen zijn aangetoond om van terugvordering af te zien.