ECLI:NL:CRVB:2014:2901
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens overschrijding van de vermogensgrens na erfenis
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 22 januari 2004 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 2 april 2013 het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De aanleiding voor de intrekking van de bijstand was de ontvangst van een erfenis, waardoor het vermogen van appellante de vermogensgrens overschreed. De Raad stelt vast dat het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer het vermogen van appellante per 2 april 2012 heeft vastgesteld op € 12.535,08, wat boven de voor haar geldende vermogensgrens van € 11.370,- ligt. Appellante betwist de hoogte van de vermogensvaststelling en stelt dat het college niet alle schulden heeft meegenomen bij de vaststelling van haar vermogen. De Raad oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar vermogen onjuist is vastgesteld en dat het college terecht de waarde van de inboedel heeft betrokken bij de vermogensvaststelling. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.