Uitspraak
mr. P.J. Vlcek en C.E. Nagel.
OVERWEGINGEN
30 juni 2010. Verder heeft het college in dat besluit aan appellante meegedeeld dat het uurtarief voor huishoudelijke hulp voor de periode van 1 juli 2010 tot en met 31 december 2010 € 12,50 bedraagt en dat de totale hoogte van het pgb daarmee € 1.977,08 is. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
twintig huishoudelijke hulpen te vinden zijn die bereid zijn tegen een uurtarief van € 12,50 huishoudelijk werk te verrichten. Daar staat tegenover dat appellante er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat zij hiertoe niet in staat zou zijn.
€ 11,50 per uur ontvangen. Deze verantwoordingen betreffen de periode waarin het college nog het hogere tarief van € 17,15 per uur uitbetaalde. De stelling van appellante dat zij de hoogte van het in de verantwoording opgevoerde uurtarief heeft aangepast aan de hoogte van het door het college uitbetaalde uurtarief, gaat reeds daarom voor de eerste helft van 2010 niet op.
BESLISSING
D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van J.C. Hoogendoorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2014.