ECLI:NL:CRVB:2014:2808

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 augustus 2014
Publicatiedatum
21 augustus 2014
Zaaknummer
13-2815 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wubo

Op 21 augustus 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellante die erkenning zocht als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De appellante, geboren in 1943 in het voormalig Nederlands-Indië, had in februari 2012 een aanvraag ingediend, waarin zij stelde dat zij tijdens de oorlog beschietingen in Susteren had meegemaakt en dat zij onder levensbedreigende omstandigheden was geëvacueerd. De aanvraag werd echter afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat niet voldoende bewijs was geleverd dat de appellante daadwerkelijk was getroffen door oorlogsgeweld zoals vereist door de Wubo.

De Raad overwoog dat de appellante niet alleen haar eigen verklaring moest aanvoeren, maar ook objectieve gegevens diende te overleggen die haar claims konden ondersteunen. De Raad concludeerde dat de evacuatie van Susteren naar Leeuwarden niet onder levensbedreigende omstandigheden had plaatsgevonden en dat er geen bewijs was dat de trein waarmee zij reisde daadwerkelijk was beschoten. De appellante had geen melding gemaakt van gewonden of doden in haar directe omgeving, wat haar claims verder ondermijnde.

Daarnaast werd door de appellante betoogd dat andere gevallen wel erkend waren, maar de Raad oordeelde dat in die gevallen er wel bewijs was dat de betrokkenen de gestelde gebeurtenissen hadden meegemaakt. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde het bestreden besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van griffier E. Heemsbergen, en werd openbaar uitgesproken op 21 augustus 2014.

Uitspraak

13/2815 WUBO
Datum uitspraak: 21 augustus 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 25 april 2013, kenmerk BZ01525817 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2014. Daar is mr. Van Berkel namens appellante verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante, geboren in 1943 in het toenmalig Nederlands-Indië, heeft in februari 2012 een aanvraag ingediend om te worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo en als zodanig in aanmerking te worden gebracht voor onder meer een periodieke uitkering. In dat verband heeft appellante aangegeven dat zij beschietingen in Susteren heeft meegemaakt, dat zij vanuit Susteren via Posterholt en Brüggen (Duitsland) naar Friesland is geëvacueerd en dat de trein waarmee zij werd vervoerd op Duits grondgebied is beschoten.
1.2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen bij besluit van 31 augustus 2012. Dit besluit is na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit. Volgens verweerder is in onvoldoende mate aangetoond of aannemelijk gemaakt dat appellante is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wubo.
2.
De Raad overweegt als volgt.
2.1.
In artikel 2 van de WUBO is bepaald dat - voor zover hier van belang - onder burger-oorlogsslachtoffer wordt verstaan degene die tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 als burger lichamelijk of psychisch letsel heeft opgelopen ten gevolge van met de krijgsverrichtingen direct verbonden handelingen of omstandigheden, dan wel ten gevolge van handelingen of maatregelen welke door of namens de vijandelijke bezettende macht tegen hem werden gericht, ten gevolge waarvan hij blijvend invalide is geworden.
Hieruit volgt dat als eerste voorwaarde geldt dat de aanvrager (direct) betrokken is geweest bij oorlogsgeweld.
2.2.
Naar de Raad al vaker heeft overwogen (o.a. CRvB 21 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1911) kan een door een betrokkene gemelde gebeurtenis niet uitsluitend op grond van zijn of haar eigen verklaring als voldoende vaststaand worden aangemerkt. Een dergelijke verklaring dient te worden ondersteund door aanvullende (objectieve) gegevens. Deze moeten bovendien betrekking hebben op de situatie van de betrokkene zelf en niet slechts op de algemene situatie ter plekke, waarin de gestelde gebeurtenissen zouden kunnen passen. Dergelijke gegevens ontbreken ten aanzien van het meemaken van bombardementen op Susteren. Ook blijkt niet dat appellante direct betrokken is geweest bij bombardementen, zoals in het kader van de Wubo wordt vereist
(CRvB 13 oktober 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT7670). Appellante heeft alleen verklaard dat Susteren in november 1944 midden in de frontlinie kwam te liggen en dat het centrum getroffen werd door een bom en beschietingen. Van gewonden of schade in haar directe omgeving heeft zij geen melding gemaakt. Daarbij komt nog dat zij met haar grootouders heeft kunnen schuilen in de kelder van de buren.
2.3.
Ten aanzien van de gestelde evacuatie blijkt weliswaar uit de evacuatielijst dat appellante vanuit Susteren naar Leeuwarden is geëvacueerd, maar niet is gebleken dat deze evacuatie vanuit of onder levensbedreigende omstandigheden heeft plaatsgevonden. Op grond van historische gegevens is bekend dat meerdere treinen met evacuées over het Duits grondgebied hebben gereden en dat een aantal van deze treinen is beschoten waarbij tientallen doden zijn gevallen. Zoals hiervoor onder 2.2 beschreven is dat onvoldoende om die gebeurtenis onder de Wubo te kunnen brengen. Bevestigingsgegevens waaruit blijkt dat specifiek de trein is beschoten waarmee appellante heeft gereisd, zijn niet voorhanden. Verder heeft appellante ook hier geen melding gemaakt van gewonden of doden in haar directe omgeving. Dat zij heeft vernomen dat er tientallen doden zijn gevallen is dan ook te algemeen om op grond daarvan een directe betrokkenheid te kunnen aannemen.
2.4.
Namens appellante is nog betoogd dat door verweerder gelijke gevallen niet gelijk behandeld zijn. Zo is verwezen naar andere gevallen die voor de betreffende betrokkenen wel hebben geleid tot het aanvaarden van oorlogsgeweld in de zin van de Wubo. De Raad volgt dit niet. In de geschetste gevallen werd op enigerlei wijze bevestigd dat de betreffende betrokkene de gestelde gebeurtenis heeft meegemaakt. Dergelijke gegevens zijn hier niet verkregen. Van gelijke gevallen is dan ook geen sprake zodat van een schending van het gelijkheidsbeginsel niet kan worden gesproken.
2.5.
Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3.
Voor vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2014.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) E. Heemsbergen

HD