ECLI:NL:CRVB:2014:2802
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- G. van Zeben-de Vries
- D.S. de Vries
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering voor thuiswonende studerende na controle op GBA-adres
In deze zaak gaat het om de herziening van studiefinanciering voor een thuiswonende studerende, appellante, die niet op haar GBA-adres zou wonen. Appellante had studiefinanciering ontvangen op basis van de Wet studiefinanciering 2000, maar na een huisbezoek door controleurs van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, werd geconcludeerd dat zij niet op het geregistreerde adres woonde. De Minister herzag de studiefinanciering en vorderde een te veel betaald bedrag terug. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigde de beslissing van de Minister, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Minister voldoende bewijs had geleverd dat appellante niet op haar GBA-adres woonde. De Raad stelde vast dat de conclusies van de controleurs voldoende feitelijke grondslag hadden en dat de Minister niet verplicht was om appellante bij het huisbezoek aanwezig te laten zijn. De Raad oordeelde dat appellante in de bezwaarfase voldoende gelegenheid had gehad om haar standpunt te verduidelijken en dat het niet nodig was om andere getuigen te horen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke omstandigheden bij de beoordeling van de woonplaats van een studerende en de verantwoordelijkheden van de Minister bij het toekennen van studiefinanciering.