ECLI:NL:CRVB:2014:2793

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 augustus 2014
Publicatiedatum
20 augustus 2014
Zaaknummer
12-4717 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van appellant voor arbeid na ziekmelding tijdens vakantie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. Appellant, die werkzaam was als medewerker tuinbouwkassen, had zich ziek gemeld tijdens zijn vakantie in Sri Lanka op 16 juni 2011. Het Uwv had appellant eerder, op 12 oktober 2011, geschikt geacht om zijn werk te verrichten, wat leidde tot bezwaar van appellant. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en voldoende gemotiveerd was waarom appellant geschikt werd bevonden voor arbeid.

Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij op 16 juni 2011 ziek is geworden en dat hij medische zorg heeft ontvangen van verschillende artsen in Sri Lanka. Hij heeft medische informatie overgelegd van deze artsen en verwezen naar zijn fysiotherapeut. De Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar de eerdere uitspraak van de rechtbank en geconcludeerd dat de gronden van appellant in hoger beroep een herhaling zijn van wat eerder is gesteld. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2014.

Uitspraak

12/4717 ZW
Datum uitspraak: 20 augustus 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 12 juli 2012, 12/844 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[adres] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.F.A. Cadot, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Cadot. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W.P.F. Oosterbos.

OVERWEGINGEN

1.
Appellant is werkzaam geweest als medewerker tuinbouwkassen. Het Uwv heeft appellant met ingang van 1 december 2008 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
2.
Het Uwv heeft appellant toestemming gegeven voor vakantie van 23 mei 2011 tot en met 17 juni 2011. Appellant is met vakantie naar Sri Lanka gegaan. Appellant heeft zich ziek gemeld met ingang van 16 juni 2011. In verband met die ziekmelding is appellant op
12 oktober 2011 onderzocht door een voor het Uwv werkzame verzekeringsarts. Bij besluit van 12 oktober 2011 heeft het Uwv appellant met ingang van 16 juni 2011 geschikt geacht om zijn werk te verrichten.
3.
Appellant heeft tegen het besluit van 12 oktober 2011 bezwaar gemaakt. In verband daarmee heeft een voor het Uwv werkzame bezwaarverzekeringsarts appellant onderzocht en, onder meer, de door appellant ingebrachte medische informatie van zijn behandelaars in Sri Lanka bestudeerd. Bij besluit van 13 januari 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en het eerder ingenomen standpunt gehandhaafd.
4.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak is dat beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het door het Uwv verrichte medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat genoegzaam gemotiveerd was te kennen gegeven waarom appellant geschikt werd bevonden om zijn arbeid te verrichten.
5.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat hij op 16 juni 2011 ziek is geworden en dat hij op advies van de artsen ter plekke diverse artsen heeft bezocht en medisch onderzoek heeft ondergaan terwijl hem ook medicatie is voorgeschreven. Appellant heeft medische informatie van de door hem bezochte artsen overgelegd en heeft ook verwezen naar informatie van zijn fysiotherapeut bij wie hij al langere tijd onder behandeling staat.
6.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
6.1.
Voor de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen wordt verwezen naar onderdeel 4 van de aangevallen uitspraak.
6.2.
De gronden van appellant in hoger beroep vormen een herhaling van hetgeen hij reeds in bezwaar en beroep heeft gesteld. Aangezien de gronden van appellant door de rechtbank in de aangevallen uitspraak uitputtend zijn besproken en het oordeel en de daartoe strekkende motivering van de rechtbank wordt onderschreven, wordt volstaan daarnaar te verwijzen. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en J.J.T. van den Corput en
C.C.W. Lange als leden, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2014.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) Z. Karekezi
IvZ