ECLI:NL:CRVB:2014:2792

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 augustus 2014
Publicatiedatum
20 augustus 2014
Zaaknummer
11-3572 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak bestuursrecht inzake proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep

Op 20 augustus 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 11-3572 AWBZ. Deze uitspraak volgde op een tussenuitspraak die eerder was gedaan op 15 januari 2014, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2014:289. In deze zaak ging het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 23 mei 2011. De appellant, vertegenwoordigd door mr. Klein Hesselink, had het hoger beroep ingetrokken nadat het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) op 30 mei 2014 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het CIZ geheel tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant.

De Raad heeft in deze uitspraak overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat CIZ inderdaad aan de bezwaren van de appellant tegemoet is gekomen, wat aanleiding gaf om CIZ te veroordelen in de proceskosten die de appellant redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep.

De totale proceskosten zijn begroot op € 2.435,-, bestaande uit € 974,- voor bezwaar, € 974,- voor beroep en € 487,- voor hoger beroep. De Raad heeft echter bepaald dat kosten voor eigen bijdragen niet voor vergoeding in aanmerking komen, en dat de appellant zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot CIZ kan wenden. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 augustus 2014
11/3572 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 23 mei 2011, 09/1149 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Centrum indicatiestelling zorg (CIZ)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft op 15 januari 2014 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2014:289.
CIZ heeft op 30 mei 2014 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 18 juni 2014 heeft mr. Klein Hesselink namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht CIZ te veroordelen in de proceskosten.
CIZ heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat CIZ met de beslissing op bezwaar van 30 mei 2014 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om CIZ te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 974,- in bezwaar, € 974,- in beroep en € 487,- in hoger beroep, in totaal
€ 2.435,-.
In de bijlage van het Bpb is een limitatieve opsomming gegeven van de proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden toegewezen. In vergoeding van de te betalen eigen bijdragen, zoals door appellant is verzocht, is daarbij niet voorzien. Deze kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot CIZ wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt CIZ in de kosten van appellant tot een bedrag van
€ 2.435,-.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2014.
(getekend) J. Brand
(getekend) J.A. Achterberg

HD