ECLI:NL:CRVB:2014:2766
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- R.H.M. Roelofs
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkverklaring bezwaar arbeidsverplichtingen en bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin het bezwaar van appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar met betrekking tot opgelegde arbeidsverplichtingen werd afgewezen. Appellante ontving sinds 3 april 1998 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had een aanvraag ingediend voor bijstand met als gewenste ingangsdatum 26 oktober 2011. Het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade had eerder de bijstand van appellante met ingang van 1 september 2011 ingetrokken, omdat zij niet tijdig had gereageerd op uitnodigingen voor een gesprek. De rechtbank oordeelde dat het college terecht het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Appellante stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die een bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigden, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van gronden, en verklaarde het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk voor zover het betrekking had op de arbeidsverplichtingen. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding was voor een veroordeling van het college in de proceskosten.