ECLI:NL:CRVB:2014:2737
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wraking van de rechter in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarbij hij betrokken was in een geschil met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Tijdens de zitting op 20 juni 2014 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend tegen de behandelend rechter, mr. R.E. Bakker, op basis van vermeende vooringenomenheid. Verzoeker stelde dat mr. Bakker niet voldoende aandacht had besteed aan het dossier en dat hij niet de gelegenheid had gekregen om zijn standpunten volledig naar voren te brengen. Verzoeker voerde aan dat de zitting zich enkel had gericht op het onderwerp schadevergoeding, terwijl er meer aan de hand was in de zaak. Hij betwijfelde ook of zijn hoger beroep door een enkelvoudige kamer behandeld mocht worden, gezien de complexiteit van de zaak.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om wraking beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De Raad oordeelde dat verzoeker voldoende gelegenheid had gekregen om zijn argumenten naar voren te brengen en dat de door hem aangevoerde gronden voor wraking niet voldoende waren om aan te nemen dat mr. Bakker vooringenomen was. De Raad benadrukte dat wraking niet bedoeld is als een rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en dat de rechter in een enkelvoudige kamer de leiding heeft over de zitting.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om wraking afgewezen, waarbij de Raad concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van mr. Bakker. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 augustus 2014.