ECLI:NL:CRVB:2014:2711
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en terugvordering op basis van GBA-inschrijving
In deze zaak gaat het om de herziening van de studiefinanciering van appellant door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Appellant was ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) op het adres van zijn zus, maar de Minister heeft vastgesteld dat hij niet op dat adres woonde. De Minister heeft op 8 december 2012 besloten om appellant als thuiswonend aan te merken en heeft de studiefinanciering herzien naar de norm voor een thuiswonende studerende. Dit leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 2.095,94, dat te veel was betaald aan appellant.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Minister heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant heeft de uitspraak van de Minister bevestigd, waarbij werd overwogen dat de controleurs onrechtmatig de kamer van appellant hebben betreden, maar dat de verklaring van de zus van appellant over zijn verblijf op haar adres als bewijs kan dienen. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij betoogde dat de verklaring van zijn zus niet als bewijs mag worden gebruikt omdat deze voortkwam uit een onrechtmatige situatie.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de verklaring van de zus niet als onrechtmatig verkregen bewijs moet worden beschouwd, omdat deze niet voortkwam uit het onrechtmatig binnentreden. De Raad bevestigt dat de verklaring van de zus voldoende bewijs biedt voor de conclusie dat appellant niet op zijn GBA-adres woonde, maar daar slechts af en toe verbleef. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank is bevestigd.