Uitspraak
OVERWEGINGEN
EMDR-therapie.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het bezwaar van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellante, die zich per 21 juli 2006 ziek meldde met psychische klachten, heeft recht op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv stelde echter dat er op 8 juli 2008 geen sprake was van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid, omdat de kans op verbetering redelijk tot goed was te achten.
De rechtbank Alkmaar had eerder het besluit van het Uwv vernietigd, omdat de motivering van het Uwv onvoldoende was. Het Uwv heeft vervolgens opnieuw het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, maar de rechtbank Noord-Holland heeft dit besluit bevestigd. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat EMDR-therapie vanwege haar complexe problematiek niet haalbaar is en claimt volledig en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn, waardoor zij in aanmerking zou moeten komen voor een IVA-uitkering.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 31 januari 2014 geoordeeld dat de door appellante ingebrachte medische gegevens onvoldoende aanknopingspunten bieden om tot een ander oordeel te komen. De Raad heeft de beschouwingen van de bezwaarverzekeringsarts A.M.M. Moons, die de kans op herstel van appellante heeft ingeschat, als juist beoordeeld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de aangevallen uitspraak te vernietigen en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen.