ECLI:NL:CRVB:2014:2659
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van de omvang van huishoudelijke verzorging en het recht op persoonsgebonden budget
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vastgestelde omvang van huishoudelijke verzorging voor appellante. Het geschil betreft de toekenning van het recht op drie uur huishoudelijke verzorging per week in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de periode van 28 februari 2011 tot en met 27 februari 2016. De Raad heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam in zijn bestreden besluit 2 ten onrechte heeft gesteld dat het hanteren van het uurtarief van € 17,40 over de jaren 2009, 2010 en 2011 niet leidt tot een nabetaling. De Raad oordeelt dat het college het bezwaar van appellante tegen het besluit van 19 juni 2009 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat er een overgangsperiode moet worden geboden voor de wijziging van het uurtarief. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit 1 gegrond verklaard, terwijl het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond is verklaard. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.678,50 bedragen, en moet het college het griffierecht van € 156,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van M. Crum als griffier.