ECLI:NL:CRVB:2013:2724
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- G.M.T. van Berkel-Kikkert
- D.S. de Vries
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over persoonsgebonden budget en huishoudelijke verzorging
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 20 november 2013, wordt een hoger beroep behandeld van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De zaak betreft de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor huishoudelijke verzorging. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een brief van het college waarin een verlaging van het uurtarief voor het pgb werd aangekondigd. De Raad oordeelt dat deze brief moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en dat het college het bezwaar van appellante ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad stelt vast dat de termijn voor het indienen van bezwaar pas is aangevangen op het moment dat appellante daadwerkelijk op de hoogte was van het besluit, wat betekent dat haar bezwaar tijdig was ingediend.
Daarnaast oordeelt de Raad dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante gebruik kan maken van een boodschappenservice, waardoor er geen noodzaak bestaat om extra uren voor huishoudelijke verzorging toe te kennen voor het doen van boodschappen. De Raad benadrukt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de boodschappendiensten daadwerkelijk beschikbaar waren en dat appellante financieel in staat was om deze te gebruiken. De Raad draagt het college op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen en een inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van appellante, rekening houdend met de rechtszekerheid en de overgangsperiode die appellante nodig heeft om zich aan te passen aan de wijziging van het uurtarief.