ECLI:NL:CRVB:2014:2648
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Y.J. Klik
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot vruchtgebruik van onroerend goed in het buitenland
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de bijstandsverlening aan appellante, die sinds 1 december 2004 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad ongegrond verklaarde. Het college had de bijstand beëindigd op grond van het feit dat appellante beschikte over onroerend goed in Turkije, waarvan zij als vruchtgebruiker geregistreerd stond. Dit leidde tot de conclusie dat appellante niet in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde, omdat haar vermogen de vrij te laten grens overschreed.
De Raad stelt vast dat appellante, ondanks haar beroep op een beschermingsconstructie, niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat het vruchtgebruik geen waarde vertegenwoordigde. De Raad oordeelt dat appellante niet de noodzakelijke informatie heeft verstrekt over de waarde van het vruchtgebruik en de huuropbrengsten, waardoor het college terecht heeft geconcludeerd dat de bijstand beëindigd moest worden. De rechtbank heeft de beslissing van het college onderschreven, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad benadrukt dat de vrijspraak in een strafzaak niet van invloed is op de bestuursrechtelijke beoordeling van de situatie van appellante.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, en er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 augustus 2014.