ECLI:NL:CRVB:2014:2614

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juli 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
12-3899 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Uwv inzake arbeidsongeschiktheid en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende haar arbeidsongeschiktheid. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, dat eerder op 31 oktober 2011 was genomen. In een tussenuitspraak van 14 maart 2014 had de Raad geconstateerd dat er een motiveringsgebrek was in de arbeidskundige grondslag van het besluit. Het Uwv werd opgedragen dit gebrek te herstellen. Ter uitvoering hiervan heeft het Uwv op 7 april 2014 een rapport van een bezwaararbeidsdeskundige ingediend, waarin de arbeidskundige gronden van appellante werden behandeld. De bezwaararbeidsdeskundige concludeerde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch passend waren voor appellante en dat zij met ingang van 28 februari 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante bleef echter van mening dat het Uwv onterecht had gehandeld.

De Raad heeft de ingediende stukken beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv het eerder geconstateerde gebrek in de arbeidskundige grondslag had hersteld. De motivering van de bezwaararbeidsdeskundige werd als volledig en deugdelijk beschouwd. De Raad heeft vervolgens de aangevallen uitspraak van de rechtbank Roermond vernietigd, omdat deze niet voldeed aan de vereisten van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit werden in stand gelaten, en er werd geen aanleiding gezien voor het toekennen van een schadevergoeding. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal op € 3.246,- werden begroot.

Uitspraak

12/3899 WIA
Datum uitspraak: 25 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
15 juni 2012, 11/1656 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats](appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 14 maart 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:947) een tussenuitspraak gedaan.
Het Uwv heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak bij brief van 7 april 2014 een rapport van een bezwaararbeidsdeskundige van het Uwv ingediend.
Mr. L.I. Olivier, werkzaam bij Arag Rechtsbijstand, heeft namens appellante laten weten geen opmerkingen te hebben.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 21, eerste en zesde lid, van de Beroepswet, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
In de tussenuitspraak is geoordeeld dat de medische grondslag van het besluit van
31 oktober 2011 (bestreden besluit) wel voldoende deugdelijk is gemotiveerd, maar dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering aangezien in de bezwaarfase op de door appellante aangevoerde arbeidskundige gronden niet is gereageerd met een rapport van de bezwaararbeidsdeskundige. Het Uwv is opdracht gegeven dit gebrek te herstellen.
2.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv een rapport van 2 april 2014 van de bezwaararbeidsdeskundige ingezonden. In dit rapport is de bezwaararbeidsdeskundige ingegaan op de namens appellante aangevoerde arbeidskundige gronden. Tevens heeft de bezwaararbeidsdeskundige nader toegelicht waarom de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht passend zijn voor appellante. Vervolgens heeft hij geconcludeerd dat er geen aanleiding is af te wijken van het standpunt van de arbeidsdeskundige en dat de mate van arbeidsongeschiktheid dient te worden vastgesteld op 0%. In overeenstemming met dit advies heeft het Uwv bij brief van 7 april 2014 meegedeeld dat appellante terecht en op goede gronden met ingang van 28 februari 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt is te achten.
3.
In reactie op dit rapport is namens appellante te kennen gegeven dat zij het oneens blijft met het Uwv.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft te kennen gegeven geen opmerkingen te hebben op de door het Uwv ingezonden stukken, waaronder het genoemde rapport van de bezwaararbeidsdeskundige. Mede gelet op deze omstandigheid wordt de te beantwoorden vraag of het Uwv het onder 1 genoemde arbeidskundige gebrek heeft hersteld bevestigend beantwoord. De door de bezwaararbeidsdeskundige gegeven motivering in zijn rapport van 2 april 2014 is, gelet op de opdracht in de tussenuitspraak, volledig en deugdelijk. Uitgaande van de FML van
23 februari 2011 en de door de bezwaararbeidskundige gegeven toelichting, zijn de aan de schatting ten grondslag liggende functies in verzekeringsgeneeskundig opzicht passend voor appellante.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat, gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek in de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, de aangevallen uitspraak vanwege het daarin vervatte oordeel over de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, dient te worden vernietigd. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, worden de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Voor het toekennen van een schadevergoeding bestaat geen aanleiding.
5.
Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep. Deze kosten worden in beroep begroot op € 974,- (indiening beroepschrift en bijwonen zitting) aan verleende rechtsbijstand en in hoger beroep op € 487,- (indiening hoger beroepschrift) aan verleende rechtsbijstand alsmede een bedrag van € 1.785,- (rapport van 31 oktober 2012), totaal € 3.246,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 31 oktober 2011;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 156,- vergoedt;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.246,-.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2014.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) D.E.P.M. Bary

QH