ECLI:NL:CRVB:2014:2609
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medische onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts. Appellante had geen nieuwe informatie ingediend die haar belastbaarheid op de relevante datum, 19 december 2011, in twijfel trok.
In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere gronden en voegde daaraan toe dat het Uwv ten onrechte geen rekening had gehouden met een urenbeperking. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst correct was. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische onderbouwing gepresenteerd, waardoor de Raad volstond met een verwijzing naar de overwegingen van de rechtbank. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de voorgehouden functies niet in strijd waren met de functionele mogelijkheden van appellante.
De uitspraak werd gedaan door R.E. Bakker, in tegenwoordigheid van griffier S. Aaliouli, en werd openbaar uitgesproken op 1 augustus 2014. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.