ECLI:NL:CRVB:2014:2609

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 augustus 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
12-5371 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medische onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts. Appellante had geen nieuwe informatie ingediend die haar belastbaarheid op de relevante datum, 19 december 2011, in twijfel trok.

In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere gronden en voegde daaraan toe dat het Uwv ten onrechte geen rekening had gehouden met een urenbeperking. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst correct was. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische onderbouwing gepresenteerd, waardoor de Raad volstond met een verwijzing naar de overwegingen van de rechtbank. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de voorgehouden functies niet in strijd waren met de functionele mogelijkheden van appellante.

De uitspraak werd gedaan door R.E. Bakker, in tegenwoordigheid van griffier S. Aaliouli, en werd openbaar uitgesproken op 1 augustus 2014. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

12/5371 WIA
Datum uitspraak: 1 augustus 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
23 augustus 2012, 12/1972 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E. Wolter, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2014. Namens appellante is verschenen haar gemachtigde, mr. Wolter. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 31 oktober 2011 heeft het Uwv appellante meegedeeld dat voor haar met ingang van 19 december 2011 geen recht op uitkering is ontstaan op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 12 maart 2012 (bestreden besluit) is het door appellante gemaakte bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard.
1.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft zij overwogen dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de zorgvuldigheid en juistheid van het medische onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts. Appellante heeft, naar het oordeel van de rechtbank, geen informatie ingebracht die een ander licht werpt op haar belastbaarheid op 19 december 2011. Verder heeft de rechtbank overwogen dat, voor zover appellante heeft aangevoerd dat zij niet aan de voor de voorgehouden functies gestelde opleidingsvereisten en taalbeheersing voldoet, zij die vaardigheden binnen zes maanden kan verwerven, onder verwijzing naar artikel 9, aanhef en onder a, van het Schattingsbesluit. Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat niet is gebleken dat de voorgehouden functies in medisch opzicht niet geschikt zijn voor appellante.
2.
In hoger beroep heeft appellante de in de procedure bij de rechtbank aangevoerde gronden herhaald. Zij heeft aangevoerd dat zij vanwege haar gezondheidsklachten op en na
19 december 2011 niet in staat was om de voorgehouden functies te kunnen uitoefenen. Hierbij stelt zij met name dat het Uwv ten onrechte geen rekening heeft gehouden met een urenbeperking.
3.1
De Raad overweegt als volgt.
3.2.
Terecht en op juiste gronden heeft de rechtbank overwogen dat het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst van 5 maart 2012. Nu appellante in hoger beroep heeft volstaan met herhaling van de bij de rechtbank aangevoerde gronden en geen nadere medische onderbouwing heeft ingediend volstaat de Raad met verwijzing naar de overwegingen van de rechtbank. Terecht ook heeft de rechtbank geoordeeld dat de voorgehouden functies de functionele mogelijkheden van appellante niet overschrijden.
3.3.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker, in tegenwoordigheid van
S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2014.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) S. Aaliouli
IvZ