ECLI:NL:CRVB:2014:2601
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- J.J.T. van den Corput
- B.W.N. de Waard
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WAO-uitkering wegens minder dan 15% arbeidsongeschiktheid met voldoende medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WAO-uitkering van appellant, die per 26 februari 2001 was toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 7 oktober 2010, werd vastgesteld dat appellant minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Dit leidde tot een besluit van het Uwv op 28 oktober 2010 om de uitkering per 29 december 2010 te beëindigen. Appellant ging in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond bij besluit van 10 juni 2011. De rechtbank Arnhem verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond, waarna appellant hoger beroep aantekende.
Tijdens de zittingen op 11 september 2013 en 11 juni 2014 werd de zaak behandeld. Appellant stelde dat er geen zorgvuldig onderzoek was verricht door de artsen van het Uwv en dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat. Hij verzocht om de inschakeling van een onafhankelijke deskundige. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de rechtbank de gronden van appellant al voldoende had behandeld en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die aanleiding gaven tot twijfel aan de eerdere beoordelingen.
De Raad bevestigde de bevindingen van het Uwv met betrekking tot de maatmanomvang, de hoogte van het maatmanloon en de mate van arbeidsongeschiktheid. De berekeningen van appellant werden als onjuist beoordeeld, en de Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.