Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
van het besluit van 27 december 2011;
in totaal € 156,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van een WAO-uitkering van appellant. Appellant ontving sinds 27 januari 2003 een WAO-uitkering, laatstelijk berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Na een anonieme tip in 2009 heeft de regiopolitie een hennepkwekerij in de woning van appellant aangetroffen. Het UWV concludeerde dat appellant in de uitkeringsperiode van 7 oktober 2009 tot en met 15 december 2009 ten onrechte een WAO-uitkering had ontvangen, omdat hij inkomsten uit de hennepkwekerij zou hebben genoten. Bij besluiten van 25 augustus 2011 heeft het UWV de uitkering over deze periode stopgezet en een bedrag van € 2.514,41 teruggevorderd.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Breda heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het UWV en de bestuursrechter zich hebben laten misleiden door een ondeugdelijk proces-verbaal, waarin geen bewijs is geleverd voor de veronderstelling dat hij een oogst heeft gehad. De Raad oordeelde dat het UWV niet voldoende onderzoek heeft verricht naar de duur van de hennepkwekerij en de inkomsten van appellant. Hierdoor was het bestreden besluit in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorbereid en ontbrak het aan een draagkrachtige motivering.
De Raad heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de besluiten van 25 augustus 2011 herroepen. De Raad heeft het UWV ook veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 52,70 bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 juli 2014.