ECLI:NL:CRVB:2014:2581
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake buitenlandbijdrage Zorgverzekeringswet en woonlandfactor
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die in het Verenigd Koninkrijk woont en een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant is het niet eens met de buitenlandbijdrage die door het Zorginstituut Nederland is vastgesteld, welke is gerelateerd aan de zorgkosten in zijn woonland. De appellant stelt dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) pas in werking is getreden op 9 maart 2009, en dat hij over de jaren 2006 tot en met 2008 geen bijdrage zou moeten betalen. Hij voert aan dat hij als verdragsgerechtigde recht heeft op zorg in Engeland en dat de kosten die hij nu moet betalen voor zorg in Nederland onterecht zijn. De Raad overweegt dat de Zvw daadwerkelijk op 1 januari 2006 in werking is getreden en dat de buitenlandbijdrage een wettelijk geregelde bijdrage is die niet kan worden ontweken. De Raad bevestigt dat de appellant, ondanks zijn argumenten over de kwaliteit van zorg en de woonlandfactor, verplicht is de buitenlandbijdrage te betalen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.