ECLI:NL:CRVB:2014:2549
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- A.M. Overbeeke
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking, herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 1 juli 1994 bijstand ontvangt. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 november 2012. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de bijstand van appellante terecht was ingetrokken, omdat zij niet op het uitkeringsadres woonde en haar inlichtingenverplichting had geschonden. Appellante betwist deze conclusies en stelt dat zij in 2010 aan een uitkeringsconsulente heeft gemeld dat zij vaak op een ander adres verbleef vanwege haar medische situatie.
De Raad gaat uit van de feiten dat appellante op het uitkeringsadres ingeschreven staat, maar dat er meldingen zijn gedaan dat zij samenwoont met de vader van haar kinderen op een ander adres. Een onderzoek door de gemeente Den Haag bevestigt dat appellante niet op het uitkeringsadres woont, wat leidt tot de intrekking van haar bijstand. De Raad oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders voldoende bewijs heeft geleverd dat appellante haar woon- en verblijfplaats niet op het uitkeringsadres had en dat zij dit niet heeft gemeld.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan haar verklaring van 6 maart 2012 niet kan worden gehouden. De onderzoeksresultaten en verklaringen van omwonenden ondersteunen de conclusie dat appellante niet op het uitkeringsadres woont. De Raad concludeert dat het college bevoegd was tot intrekking van de bijstand en dat het hoger beroep van appellante niet slaagt.