ECLI:NL:CRVB:2014:2541

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juli 2014
Publicatiedatum
25 juli 2014
Zaaknummer
11-5750 MPW-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van uitspraak inzake proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2014 uitspraak gedaan over de rectificatie van een eerdere uitspraak van 1 mei 2014, waarin een kennelijke fout was vastgesteld in de proceskostenveroordeling. De appellant, vertegenwoordigd door mr. W.B. Knook, had geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om schriftelijk te reageren op het voornemen van de Raad om de uitspraak te verbeteren. De Minister van Defensie gaf aan zich te kunnen verenigen met het voornemen van de Raad.

De Raad constateerde dat bij de berekening van de proceskostenveroordeling ten onrechte slechts twee punten waren toegekend voor rechtsbijstand in hoger beroep. De Raad oordeelde dat er ook een punt voor het verschijnen ter tweede zitting en een halve punt voor het geven van een schriftelijke reactie hadden moeten worden toegekend. Dit leidde tot een totale proceskostenvergoeding van € 4.731,70, in plaats van het eerder toegekende bedrag.

De uitspraak tot rectificatie houdt in dat de eerdere beslissing wordt aangepast, waarbij de proceskostenbepaling wordt gewijzigd. De Raad heeft de gewijzigde bedragen en de reden voor de rectificatie duidelijk uiteengezet in de uitspraak. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl, en een exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak is aan de rectificatie gehecht. De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de meervoudige kamer, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

11/5750 MPW-R
Datum uitspraak: 24 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 1 mei 2014, 11/5750 MPW
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Defensie (minister)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft naar aanleiding van een brief van mr. W.B. Knook, de gemachtigde van appellant, vastgesteld dat zijn uitspraak van 1 mei 2014 een kennelijke fout bevat in overweging 4 en in de beslissing.
De Raad heeft daarin aanleiding gezien partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over het voornemen van de Raad om de uitspraak te verbeteren.
Appellant heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Namens de minister is bericht dat de minister zich kan verenigen met het voornemen van de Raad.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad heeft vastgesteld dat bij de berekening van de bedragen bij de proceskostenveroordeling in de uitspraak ten onrechte slechts twee punten zijn toegekend voor rechtsbijstand in hoger beroep. Nu er ook een punt voor het verschijnen ter tweede zitting en een halve punt voor het geven van een schriftelijke reactie hadden moeten worden toegekend, had in totaal drieënhalve punt moeten worden toegekend. Dit betekent dat de minister tot een bedrag van € 1.704,50 aan rechtsbijstand in hoger beroep had moeten worden veroordeeld en daarmee tot een bedrag van in totaal € 4.731,70.
2.
De Raad zal de onder 1 vermelde vergissing herstellen door de uitspraak van 1 mei 2014 in evenvermelde zin te rectificeren.
3.
Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 1 mei 2014, 11/5750 MPW, als volgt.
Overweging 4 wordt gewijzigd in: “Er is aanleiding om de minister met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 974,- in bezwaar, € 974,- in beroep en € 1.704,50 in hoger beroep, alles wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand, tot een bedrag van in totaal €55,- aan reiskosten in beroep en hoger beroep, alsmede tot een bedrag van € 1024,20 voor de rapporten van de psychiater Schwartz, in totaal € 4.731,70.”
De proceskostenbepaling in de beslissing wordt gewijzigd in:
“- veroordeelt de minister in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 4.731,70.”
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en
G.L.M.J. Stevens als leden, in tegenwoordigheid van C.E.M. van Paddenburgh als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2014.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) C.E.M. Paddenburgh

RB