Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
oktober 2006 een militair invaliditeitspensioen toe op basis van een mate van invaliditeit met
dienstverband van 29%;
griffierecht van in totaal € 153,- vergoedt;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de Minister van Defensie. Appellant, die in 1993 naar Kroatië was uitgezonden, had in 2007 verzocht om toekenning van een militair invaliditeitspensioen. De minister had dit verzoek in 2008 afgewezen, ondanks rapporten van deskundigen die wezen op een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en alcoholafhankelijkheid als gevolg van de militaire dienst. In de bezwaarfase werd een rapport ingebracht van psychiater dr. R.V. Schwartz, die de PTSS bevestigde en een invaliditeitspercentage van 30% voorstelde. De minister verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank ’s-Gravenhage had het beroep van appellant tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij deskundige drs. H.S.R. Witte werd ingeschakeld. Witte concludeerde dat appellant inderdaad PTSS had, gerelateerd aan zijn uitzending, en dat er sprake was van andere psychische klachten. De Raad oordeelde dat het rapport van Witte overtuigend was en dat de minister de invaliditeit met dienstverband moest vaststellen op 29%, in plaats van de door appellant voorgestelde 34%.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de minister herroepen. Appellant werd met terugwerkende kracht vanaf 30 oktober 2006 een militair invaliditeitspensioen toegekend op basis van een invaliditeitspercentage van 29%. Tevens werd de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 4.001,20 bedroegen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 mei 2014.