ECLI:NL:CRVB:2014:2523
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WAO-uitkering na beoordeling van psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een WAO-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 22 oktober 2002 ziek meldde vanwege hoofdpijn en depressieve klachten, ontving vanaf 18 oktober 2003 een WAO-uitkering. Deze uitkering werd echter op 2 mei 2006 ingetrokken. Appellant stelde dat zijn psychische klachten sinds april 2009 waren toegenomen en voerde aan dat de brieven van zijn psychiater Jesserun en het rapport van neuropsycholoog Franse dit bevestigden.
De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de psychische klachten van appellant niet leidden tot een andere belastbaarheid dan eerder vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 januari 2006. De Raad wees erop dat de betrouwbaarheid van de resultaten van het neuropsychologisch onderzoek van Franse ter discussie stond. De bezwaarverzekeringsarts concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een toename van de beperkingen van appellant in de periode sinds de intrekking van de WAO-uitkering.
De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschreef dit oordeel. De Raad concludeerde dat appellant niet binnen vijf jaar na de intrekking van zijn WAO-uitkering toegenomen arbeidsongeschikt was geworden, en dat hij daarom geen recht had op een nieuwe uitkering op grond van de WAO. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.