ECLI:NL:CRVB:2014:2505
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en vervolguitkering op basis van psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, die als districtsmanager werkzaam was, was sinds 23 april 2004 arbeidsongeschikt door psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in 2006 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering, en in 2009 voor een WGA-vervolguitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 65 tot 80%.
Appellant meldde in 2010 een verslechtering van zijn gezondheid en verzocht om een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Het Uwv voerde een herbeoordeling uit en concludeerde dat de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd bleef. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn verzoek om een urenbeperking van 20 uur per week, onderbouwd door rapporten van zijn psychiaters.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om de vastgestelde belastbaarheid van appellant te betwisten. De bezwaarverzekeringsarts had de door appellant overgelegde informatie gewogen en geconcludeerd dat er geen medische gronden waren voor een urenbeperking. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit werd onderschreven. De Raad concludeerde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.