ECLI:NL:CRVB:2014:2488
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- D.S. de Vries
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding van immateriële schade in het kader van zorgverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verzoek van appellant om vergoeding van immateriële schade als gevolg van een onrechtmatig besluit tot weigering van zorg. De Raad oordeelt dat appellant niet voldoende inzichtelijk en aannemelijk heeft gemaakt dat hij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat bij een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet automatisch kan worden aangenomen dat er sprake is van immateriële schade. Appellant had gesteld dat zijn klachten waren verergerd door het gebrek aan zorg, maar de Raad concludeert dat hij niet heeft aangetoond dat hij substantieel heeft geleden. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De Raad benadrukt dat van de elf geïndiceerde zorgmomenten per week, negen zijn gerealiseerd, en dat appellant niet heeft aangetoond dat de zorg in de weekenden niet door zijn moeder is verleend. De uitspraak wordt gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en D.S. de Vries en B.J. van der Net als leden, in aanwezigheid van griffier E. Heemsbergen.