ECLI:NL:CRVB:2014:2451
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- F. Hoogendijk
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Verplichtingen tot arbeidsinschakeling en maatwerk in bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om de verplichtingen van een bijstandsontvanger, appellant, om mee te werken aan een re-integratietraject. Appellant ontving sinds 22 maart 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In juni 2012 heeft hij een gesprek gehad met zijn klantmanager en een medewerker van Stichting Actief over een re-integratietraject bij een werkgever. Appellant weigerde echter deel te nemen aan dit traject, omdat hij vond dat het niet aansloot bij zijn werkervaring en opleiding, en vanwege gezondheidsredenen. Het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer heeft daarop de bijstand van appellant verlaagd, omdat hij geen gebruik had gemaakt van de aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling.
De rechtbank Oost-Brabant heeft de beroepen van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand gelaten. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoerde dat het college onvoldoende rekening had gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en dat er geen maatwerk was geleverd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college tekort is geschoten in de zorgvuldigheid die vereist is bij het aanbieden van re-integratievoorzieningen. Het college had moeten aantonen dat de aangeboden voorziening daadwerkelijk was afgestemd op de persoonlijke situatie van appellant, inclusief zijn gezondheidsproblemen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en herroept de besluiten van het college, omdat appellant niet kan worden verweten dat hij niet heeft meegewerkt aan het traject. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.