ECLI:NL:CRVB:2014:2443
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die zich op 30 maart 2009 ziek meldde met rug-, been- en voetklachten, heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De verzekeringsarts concludeerde dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante, waaronder de stelling dat de medische en arbeidskundige onderzoeken niet zorgvuldig zijn uitgevoerd, beoordeeld. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts de medische situatie van appellante adequaat had beoordeeld en dat er geen evidente psychopathologie was vastgesteld. De bezwaarverzekeringsarts bevestigde de bevindingen van de verzekeringsarts en concludeerde dat er geen aanleiding was om de vastgestelde beperkingen te herzien. De Raad benadrukte dat de subjectieve klachtenbeleving van appellante niet voldoende was om aan te nemen dat de medische beperkingen door het Uwv waren onderschat.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch passend waren voor appellante, en dat er geen ruimte was voor een veroordeling tot schadevergoeding of proceskostenveroordeling.