ECLI:NL:CRVB:2014:241
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- A.I. van der Kris
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering uitkering op grond van de Wet WIA met voldoende medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uwv om appellant per 22 mei 2009 in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant op die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde. De rechtbank had psychiater dr. C.C. Kan ingeschakeld als deskundige, die concludeerde dat de beperkingen van appellant medisch gezien een gevolg zijn van een ziekte of gebrek, maar dat het arbeidsongeschiktheidpercentage onder de 35% blijft.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische beperkingen. Hij heeft rapporten ingediend van psychiater J.K. van der Veer en verzekeringsarts mr. G.J. Kruithof, die beide van mening zijn dat appellant meer beperkt is dan in de FML van 4 maart 2009 is aangenomen. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht de deskundige heeft gevolgd en dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies medisch passend zijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank, en bevestigt de aangevallen uitspraak.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van beide partijen hebben gewogen. De Raad concludeert dat de deskundigenrapporten zorgvuldig zijn en dat de rechtbank op juiste wijze heeft geoordeeld over de medische situatie van appellant op de datum in geding. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.