ECLI:NL:CRVB:2014:238
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van huishoudelijke hulp op basis van medisch advies en objectieve criteria
In deze zaak gaat het om de toekenning van huishoudelijke hulp aan appellante op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellante heeft in juni 2009 een gecompliceerde elleboogfractuur opgelopen en heeft in november 2009 huishoudelijke hulp aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft aanvankelijk twee en een half uur per week huishoudelijke hulp toegekend, wat later is uitgebreid naar drie en een half uur per week. Na een aanvraag tot verlenging in maart 2011 heeft het college een medisch advies laten opstellen door de GGD, waarin werd geconcludeerd dat appellante recht had op twee en een half uur huishoudelijke hulp per week, gebaseerd op haar beperkingen en de objectieve normtijden van de thuiszorgorganisatie.
De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch advies zorgvuldig was en dat de toegekende hulp voldoende was. Appellante heeft in hoger beroep dezelfde gronden naar voren gebracht, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante onvoldoende had onderbouwd dat de toegekende hulp niet voldeed aan haar behoeften en dat er geen aanleiding was om van de gemeentelijke beleidsregels af te wijken. De Raad heeft ook opgemerkt dat appellante in de gelegenheid was om relevante stukken in te brengen, maar dit heeft nagelaten.
De uitspraak bevestigt dat de toekenning van twee en een half uur huishoudelijke hulp per week op basis van het medisch advies en de objectieve criteria gerechtvaardigd is. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 29 januari 2014.