ECLI:NL:CRVB:2014:2370
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een sanctie op de uitkering ingevolge de Ziektewet door het Uwv wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen door de werkgever
In deze zaak gaat het om de oplegging van een sanctie door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan de werkgever, appellant, wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen van een werknemer die ziek was. De werknemer, die als witgoedmonteur werkte, had in 2009 klachten aan zijn linker elleboog en was na een periode van re-integratie in 2010 weer aan het werk gegaan. Echter, na een terugval in augustus 2010 meldde hij zich ziek bij het Uwv na ontslag om bedrijfseconomische redenen in juli 2011. Het Uwv verzocht appellant om een re-integratieverslag, waaruit bleek dat appellant onvoldoende inspanningen had geleverd om de werknemer te re-integreren. Op basis van dit verslag legde het Uwv een sanctie op in de vorm van verhaal op de uitkering van de werknemer, die in totaal € 15.602,- bruto bedroeg, voor de periode van 1 juli 2011 tot en met 20 januari 2012.
Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Alkmaar verklaarde het beroep gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Appellant stelde dat hij niet verplicht was om een arbeidskundig onderzoek te laten uitvoeren, omdat de re-integratie-inspanningen in eerste instantie gericht moesten zijn op terugkeer in eigen werk. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellant wel degelijk gehouden was om ook de mogelijkheden voor re-integratie bij een andere werkgever te onderzoeken, vooral omdat er geen concreet uitzicht was op herstel van de werknemer in zijn eigen functie. De Raad bevestigde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellant zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, en dat de sanctie terecht was opgelegd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.