ECLI:NL:CRVB:2014:237
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake indicatiebesluit CIZ en geldigheidsduur zorgindicatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft een indicatiebesluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) dat op 4 juni 2008 was genomen. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 3 februari 2010. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A.B.B. Beelaard.
Tijdens de zitting op 22 augustus 2012 heeft CIZ een herziene beslissing op bezwaar genomen op 9 april 2013, die het eerdere besluit verving. In deze herziene beslissing werd de indicatie voor Zorgzwaartepakket (ZZP) GGZ 7B vastgesteld met een geldigheidsduur tot 24 april 2023. Appellant was het niet eens met de einddatum van de indicatie en stelde dat deze tot 24 april 2028 moest lopen, gebaseerd op de regelgeving ten tijde van het oorspronkelijke besluit.
De Raad heeft overwogen dat het hoger beroep tegen het eerdere besluit van 5 februari 2009 niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat appellant geen belang meer had bij de beoordeling van dat besluit. Wat betreft het beroep tegen het herziene besluit, heeft de Raad vastgesteld dat de geldigheidsduur van de indicatie op basis van de geldende regelgeving maximaal vijftien jaar bedraagt. De Raad heeft geconcludeerd dat de vastgestelde einddatum van de indicatie door CIZ correct was en dat het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Tevens is CIZ veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.461,-.