Uitspraak
13 maart 2013, 12/4416 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
€ 3.110,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de herziening en terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Velsen aan de orde is. Appellanten ontvingen sinds 13 juli 2006 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft de bijstand herzien en teruggevorderd op basis van het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting, omdat appellanten verzuimd hadden om kasstortingen op de bankrekening van appellant te melden. De herziening vond plaats over de periode van 1 juni 2007 tot en met 31 mei 2011, waarbij het college de bijstand met 100% verlaagde gedurende een maand en een bedrag van € 5.081,90 terugvorderde.
De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellanten geen objectieve en verifieerbare gegevens hebben overgelegd ter onderbouwing van hun stelling dat de kasstortingen niet als inkomen moeten worden aangemerkt. De Raad oordeelt dat de kasstortingen wel degelijk als middelen in de zin van de WWB moeten worden aangemerkt, en dat appellanten in strijd hebben gehandeld met hun inlichtingenverplichting. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en het hoger beroep van appellanten is eveneens afgewezen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de maatregel van bijstandsverlaging terecht is opgelegd.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken op 15 juli 2014. Er zijn geen proceskosten toegewezen.