Uitspraak
23 januari 2013, 12/847 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
1 september 2010, maar eerst op 16 september 2010 is teruggekomen in Nederland, hetgeen betekent dat appellant slechts van 1 juli 2010 tot 16 september 2010 onafgebroken anders dan wegens vakantie in het buitenland heeft verbleven, zodat de uitsluitingsgrond van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder e, van de WW slechts over die periode van toepassing was. Omdat appellant naar de mening van het Uwv noch op 1 september 2010 noch op enig ander moment in september 2010 beschikbaar is geweest om arbeid te aanvaarden kwam hem volgens het Uwv over de periode vanaf 16 september 2010 op grond van het bepaalde in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de WW geen recht op uitkering toe. Het Uwv heeft subsidiair betoogd dat appellant, ook indien hij wel beschikbaar was geweest, met ingang van 16 september 2010 geen recht op WW had, omdat hij in dat geval niet voldeed aan de in artikel 17 van de WW neergelegde wekeneis.
1 september 2010 terug was in Nederland. Later heeft hij gesteld dat hij op 11 september 2010 in Nederland was. De data van 1 en 11 september 2010 zijn in tegenspraak met eerdere eenduidige informatie van appellant, dat hij half september 2010 in Nederland terug was. Een eerdere terugkeer blijkt niet uit de stukken. Het Uwv heeft er dan ook vanuit kunnen gaan dat appellant tot 16 september 2010 in het buitenland heeft verbleven, anders dan wegens vakantie. Dit betekent dat de periode van uitsluiting van het WW-recht heeft geduurd van
1 juli 2010 tot 16 september 2010.
16 september 2010. Appellant is met ingang van 1 juli 2010 werkloos geworden. In de periode van 7 januari 2010 tot 1 juli 2010 heeft hij in 25 weken gewerkt. Hij heeft dus niet voldaan aan de wekeneis, neergelegd in artikel 17 van de WW.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak behalve voor zover het beroep tegen de boete ongegrond is verklaard;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 15 augustus 2012 in zoverre gegrond;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 31 december 2013 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.678,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het door hem betaalde griffierecht in beroep en in hoger beroep ten bedrage van € 160,- vergoedt.