ECLI:NL:CRVB:2014:2345
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 17 januari 1996 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellante al tien jaar bruidskleding koopt en verkoopt, heeft de gemeente Amsterdam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante inkomsten uit deze verkoopactiviteiten had, maar deze niet had gemeld bij het college, wat een schending van haar inlichtingenverplichting opleverde. De bevindingen van het onderzoek, waaronder het ontbreken van een deugdelijke administratie, resulteerden in een besluit van het college om de bijstand van appellante over een bepaalde periode te herzien en de gemaakte kosten terug te vorderen.
Appellante heeft in hoger beroep betoogd dat er geen sprake was van fraude, omdat het college op de hoogte was van haar intentie om een onderneming te starten. Echter, de Raad oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het college toestemming had gegeven voor haar verkoopactiviteiten. De Raad bevestigt dat appellante haar wettelijke verplichtingen niet is nagekomen door geen melding te maken van haar inkomsten en dat de kasstortingen op haar rekening terecht als inkomen zijn aangemerkt. De Raad wijst ook op het belang van een deugdelijke administratie, die appellante niet heeft kunnen overleggen.
De uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaarde, wordt door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De omstandigheid dat appellante in een strafrechtelijke procedure is vrijgesproken, doet niets af aan de bevindingen van het college en de verplichtingen van appellante. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.