ECLI:NL:CRVB:2014:2338
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en geschiktheid werknemer voor maatgevende functie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan een werknemer die zich ziek had gemeld met heupklachten. De werknemer was bij appellante werkzaam als chauffeur kraanwagen en had zich op 12 december 2008 ziek gemeld. Na een geleidelijke terugkeer naar werk, heeft het Uwv op 4 januari 2011 vastgesteld dat de werknemer met ingang van 10 december 2010 geen recht had op een WIA-uitkering. Appellante heeft dit besluit betwist en in bezwaar aangevoerd dat de werknemer niet geschikt was voor zijn maatgevende functie.
De bezwaararbeidsdeskundige heeft na onderzoek geconcludeerd dat de werknemer met ingang van 10 december 2010 geschikt was voor zijn maatgevende arbeid. Appellante heeft echter geen gegevens overgelegd die de conclusie van de bezwaararbeidsdeskundige in twijfel trokken. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de werknemer in staat was zijn maatgevende functie te verrichten, en dat appellante het risico liep door de bezwaararbeidsdeskundige niet in de gelegenheid te stellen een nieuw onderzoek op de werkplek uit te voeren.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de onderbouwing van medische en arbeidskundige conclusies in het kader van WIA-uitkeringen.