ECLI:NL:CRVB:2014:2290
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verplichting tot loondoorbetaling bij ziekte en re-integratie-inspanningen door werkgever
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die als greenkeeper werkzaam was, was op 11 mei 2009 uitgevallen met rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had in 2011 besloten dat de verplichting van de werkgeefster tot loondoorbetaling bij ziekte na 104 weken zou stoppen, omdat de werkgeefster voldoende re-integratie-inspanningen had verricht. Appellant was het niet eens met dit besluit en had bezwaar gemaakt, wat door het Uwv ongegrond was verklaard.
De rechtbank had het standpunt van het Uwv onderschreven en het beroep van appellant ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de werkgeefster te snel was overgegaan tot het inzetten van het tweede spoor van re-integratie, nog voordat alle mogelijkheden tot re-integratie bij de werkgeefster waren onderzocht. Appellant stelde dat aanpassingen in zijn werkschema en verbeteringen in de arbeidsomstandigheden hem in staat hadden kunnen stellen zijn werk voort te zetten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de werkgeefster op basis van een arbeidsdeskundig onderzoek had geconcludeerd dat appellant niet in staat was zijn eigen functie te vervullen en dat er geen mogelijkheden waren voor aanpassing of herplaatsing. De Raad oordeelde dat de werkgeefster niet kon worden verweten dat zij al tijdens het eerste ziektejaar was overgegaan tot het inzetten van het tweede spoor, gezien het advies van de arbeidsdeskundige. Het hoger beroep van appellant werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.