ECLI:NL:CRVB:2014:2289
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die op 11 mei 2009 met rugklachten uitviel van zijn werk als greenkeeper. Appellant diende op 31 januari 2011 een aanvraag in voor een WIA-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) wees deze aanvraag af op 19 april 2011, omdat appellant met ingang van 9 mei 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond op 5 december 2011. De rechtbank Middelburg verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond in een uitspraak van 26 april 2012.
Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en voerde aan dat het Uwv zijn beperkingen had onderschat, waardoor de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onjuist was. Hij stelde dat hij per 9 mei 2011 niet in staat was de geselecteerde functies te verrichten. Het Uwv verdedigde de aangevallen uitspraak en stelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Centrale Raad van Beroep beperkte zich in haar beoordeling tot de inschatting van de functionele mogelijkheden van appellant en de medische geschiktheid van de geselecteerde functies.
De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had verricht en dat appellant niet had aangetoond dat er onterecht geen beperkingen waren aangenomen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd geoordeeld dat de geselecteerde functies passen binnen de belastbaarheid van appellant. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.