ECLI:NL:CRVB:2014:224
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens geschiktheid voor eigen arbeid als vrachtwagenchauffeur
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die als vrachtwagenchauffeur werkzaam was. Appellant meldde zich ziek op 18 oktober 2011 vanwege gezondheidsklachten. Na beëindiging van zijn dienstverband op 3 november 2011 ontving hij een ZW-uitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 29 november 2011 besloot het Uwv de uitkering te beëindigen, omdat appellant weer geschikt werd geacht voor zijn werk. Dit besluit werd ondersteund door een rapport van een verzekeringsarts.
Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Arnhem bevestigde deze beslissing in een uitspraak van 7 juni 2012. Appellant ging vervolgens in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat hij vanwege depressieve klachten en medicatie niet in staat was om te werken. Hij betwistte de conclusies van de verzekeringsartsen en verwees naar de diagnose van zijn psychiater, die hem vanaf februari 2012 behandelde.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat appellant met ingang van 30 november 2011 niet arbeidsongeschikt was. De Raad concludeerde dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren om de geschiktheid van appellant voor zijn eigen werk in twijfel te trekken. De informatie van de psychiater, die na de datum in geding was verkregen, was niet relevant voor de beoordeling van de situatie op 30 november 2011. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.