Uitspraak
25 mei 2012, 11/3821 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WIA-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Appellant, die in 2002 een ongeval op het werk heeft gehad, was in 2007 uitgevallen vanwege klachten aan zijn linkerhand en -arm. Na een periode van arbeidsongeschiktheid werd hem in 2011 een WIA-uitkering toegekend, maar deze werd later beëindigd omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bleek te zijn. De bezwaarverzekeringsarts concludeerde dat er geen aanleiding was om meer beperkingen aan te nemen dan eerder was vastgesteld. Appellant betwistte deze conclusie en stelde dat zijn psychische klachten en medicijngebruik hem belemmerden in het verrichten van de geselecteerde functies.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts alle relevante informatie in overweging had genomen. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts en dat de geselecteerde functies binnen de belastbaarheid van appellant vielen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin was geoordeeld dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid niet hadden overschat en dat appellant in staat was de geselecteerde functies te verrichten. De beëindiging van de WIA-uitkering per 30 oktober 2011 werd als terecht beschouwd.
De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, met M.P. Ketting als griffier, en vond plaats op 13 juni 2014.