ECLI:NL:CRVB:2014:2152
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstandsaanvraag op basis van voorliggende voorziening
In deze zaak heeft appellante op 27 oktober 2011 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting. Het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellante een lening van € 1.660,- bij de Kredietbank Nederland kan aanvragen, wat als een voorliggende voorziening wordt beschouwd. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de lening niet toereikend is, omdat zij geen ruimte heeft om maandelijks aflossingen te doen. Daarnaast stelt zij dat zij door haar langdurige bijstandsuitkering niet in staat is om te reserveren voor de kosten van woninginrichting. Ook heeft zij lichamelijke klachten die het noodzakelijk maken dat zij beschikt over goede zit- en ligmeubelen.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat volgens de Wet werk en bijstand (WWB) geen recht op bijstand bestaat als er een voorliggende voorziening beschikbaar is die toereikend en passend is. De Raad heeft vastgesteld dat de kredietverlening door de Kredietbank Nederland als een voorliggende voorziening kan worden aangemerkt. De Raad heeft ook geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar aflossingscapaciteit onjuist is berekend en dat er geen acute noodsituatie is die een afwijking van de regels rechtvaardigt.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.