ECLI:NL:CRVB:2014:2047
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- J.S. van der Kolk
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op basis van de Wet WIA en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een uitkering op basis van de Wet WIA toe te kennen. Appellante, die als inpakster/productiemedewerkster werkte, heeft haar werkzaamheden moeten staken vanwege neurologische klachten, specifiek multi infarct dementie. Op 5 juli 2011 heeft zij een aanvraag ingediend voor een uitkering, waarbij zij stelde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn. Het Uwv heeft deze aanvraag op 15 september 2011 afgewezen, met als argument dat appellante niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, en dat er nog kans op verbetering bestond. Dit besluit was gebaseerd op een rapport van de verzekeringsarts H.J. Streutker, die concludeerde dat de klachten van appellante mogelijk te maken hadden met haar eerdere werk met giftige stoffen en dat behandeling van haar stemmingsklachten verbetering zou kunnen brengen.
In bezwaar heeft appellante aangevoerd dat haar huisarts geen depressie had vastgesteld en dat haar klachten voortkwamen uit cerebrale afwijkingen. De bezwaarverzekeringsarts Rombout concludeerde echter dat de stemmingsklachten van appellante een belangrijke rol speelden in haar draagkracht en dat verbetering mogelijk was. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat voor een verkorte wachttijd op basis van de Wet WIA alleen sprake kan zijn van een onomkeerbare situatie. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat verbetering van de belastbaarheid van appellante niet was uitgesloten en dat er geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter.